Recyclen met het verstand

Er kunnen goede redenen zijn om statiegeld in te voeren voor plastic flesjes en blikjes. Maar maak alsjeblieft wel rationale keuzes in het afvalbeleid, zegt Raymond Gradus. “Nascheiding van plastic is echt beter voor het milieu en de portemonnee.” Een pleidooi voor doelmatigheid en kosteneffectiviteit.

De Statiegeldalliantie timmert met succes aan de weg. Eind november vorig jaar sloegen enkele Nederlandse en Vlaamse gemeenten, bedrijven en milieuorganisaties de handen ineen om hun wens kracht bij te zetten: statiegeld op blikjes en plastic flesjes als remedie tegen zwerfafval. Nog geen vijf maanden later vindt hun oproep massaal gehoor, en is de alliantie meer dan 600 organisaties groot, waaronder bijna 250 Nederlandse en 115 Vlaamse gemeenten – en dat aantal groeit. Statiegeld – of beter: het ontbreken daarvan – raakt een gevoelige snaar bij lokale overheden.

De argumenten voor statiegeld zijn gemakkelijk te begrijpen. Statiegeld zorgt voor minder zwerfafval, voorkomt het uitdijen van de plasticsoep in zee, bespaart gemeenten opruimkosten voor zwerfafval, levert schone monostromen op voor plasticrecycling en voorkomt zo verbranding van vervuilde plasticstromen.

De Statiegeldalliantie was koud twee weken bezig, toen Raymond Gradus (hoogleraar bestuur en economie VU) en Peter Rem (hoogleraar Resources & Recycling TU Delft) in het Financieele Dagblad en op de economenwebsite Me Judice de vloer aanveegden met deze argumenten. De meeste blikjes (95 procent) komen al in het restafval terecht, betogen ze. Statiegeld op blik heeft dus maar een beperkt effect op recycling. Bij plastic afval zit Nederland op circa de helft recycling, “maar ook hier zien we dat nascheiding steeds efficiënter en effectiever wordt.” Statiegeld leidt tot hogere kosten van blikjes en plastic flesjes, vanwege de dure inzamelsystemen. Die kosten worden afgewenteld op consumenten, terwijl “er geen milieuwinst tegenover staat.” Op het belangrijkste effect van statiegeld, een vermindering van het zwerfafval, valt volgens de hoogleraren “nogal wat af te dingen.” Plastic en blik maken maar een beperkt deel uit van het zwerfafval, beweren ze, namelijk 1,5 procent van het totale aantal verkochte flesjes en blikjes. “De overige 98,5 procent wordt dus netjes in de vuilnisbak gegooid.”

Milder

Een paar maanden later is Gradus aanzienlijk milder. “Ik ben niet à priori tegen statiegeld. Als je zwerfafval belangrijk vindt, is statiegeld een manier om het aan te pakken maar als je doet moet je het ook voor blikjes doen. Statiegeld op blikjes en plastic flesjes leidt tot een schonere omgeving. Wat ik een terecht punt vind van de Statiegeldalliantie, is dat ze niet alleen kijken naar het aandeel blikjes en plastic flesjes in zwerfafval, ongeveer 10 procent, maar naar het volume. En dat is 40 procent. ”

Toch blijft hij bij zijn belangrijkste punt: “Er zit te veel ideologie en te weinig rationaliteit in de discussie over afval en recycling. Ik ben er voor om prioriteiten te stellen op grond van milieu- en externe effecten en kosten.”

Die prioriteiten ontbreken in het Nederlandse afvalbeleid, zegt Gradus. “Het wordt gedreven door kwantitatieve doelstellingen.” En dat kan leiden tot ‘fixatie op de verkeerde maatregelen’. Gradus pakt de brief erbij die staatssecretaris Stientje van Veldhoven (Infrastructuur en Waterstaat) maart jongstleden naar de Tweede Kamer stuurde. Hierin staan inderdaad kwantitatieve doelstellingen: 70 tot 90 procent minder plastic flesjes in het zwerfafval en 90 procent hergebruik van kleine plastic flessen. Als deze doelen in 2020 niet worden gehaald, wordt op 1 januari 2021 statiegeld ingevoerd op plastic flesjes.

Beleid dat zich fixeert op kwantitatieve doelstellingen, verliest de doelmatigheid en kosteneffectiviteit uit het oog, zegt Gradus. “Het lijkt zo mooi, maar dan ben je bezig te sturen op de laatste procenten.” Neem het inzamelen en recyclen van plastic afval. “Als je alle geldstromen in kaart brengt, dus de kosten van het verzamelen, scheiden, sorteren, vervoeren en recyclen meetelt, kom je op een bedrag van 178 euro per ton bespaarde CO2-uitstoot. Vergelijk dat eens met de prijs van een ton CO2 in het Europese emissiehandelssysteem ETS: daarin betaalt een bedrijf maar 5 tot 10 euro per ton CO2. Ik geef toe: er zijn te veel van die CO2-rechten in omloop, waardoor deze prijs te laag is. Maar ook een heel dure technologie als het afvangen en in de bodem opslaan van CO2 kost 80 tot 90 euro per ton, dus hooguit de helft van plasticrecycling.”

Laagwaardig plastic

September vorig jaar stelde het Centraal Planbureau (CPB) in het rapport ‘De circulaire economie van kunststof; van grondstoffen tot afval’ dat de manier waarop plastic momenteel wordt ingezameld slechts beperkte milieuwinst oplevert. De bijdrage van recycling aan de reductie van de CO2-uitstoot is hooguit 0,15 procent van de totale uitstoot in Nederland. “Er is ook geen directe relatie te leggen tussen het recyclen van kunststof en het terugdringen van zwerfafval en plastic in het oppervlaktewater; de zogeheten ‘plasticsoep’.” Het ingezamelde plastic wordt verwerkt tot laagwaardig plastic, dat ongeschikt is voor verpakkingen, waar juist grote behoefte aan is.

Het CPB bekritiseert net als Gradus en Rem het kwantitatieve beleid, dat “sterk gericht (is) op het vergroten van de hoeveelheid ingezameld materiaal. Hierdoor kunnen grote voorraden van het beperkt bruikbare basisproduct ontstaan wat uiteindelijk tot het alsnog verbranden van het gescheiden afval leidt.”

Het Nederlandse plasticrecyclingbeleid slaat ‘echt helemaal nergens op’ zegt Rem in een recent interview met Delta, het journalistieke platform van de TU Delft. “We beginnen in Nederland met zo’n 700 miljoen euro aan verpakkingsplastics en als alle gerecyclede plastics zijn verkocht houden we er 5 miljoen euro aan over.”

Meer heil zien het CPB, Gradus en Rem in het beter sorteren van het ingezamelde plastic, waardoor de kwaliteit van de gerecyclede kunststof omhoog gaat. Het CPB: “Dit leidt weliswaar tot hogere kosten, maar ook tot meer milieuwinst.”

Een van de manieren om beter te sorteren is nascheiding, zegt Gradus. “Dat gaat steeds beter. De ervaring leert dat nascheiding, waarbij plastic afval uit restafval machinaal wordt gesorteerd met onder meer infraroodtechnieken, tot lagere kosten, betere kwaliteit van het gesorteerde plastic en meer gemak voor de burger leidt.”

En de technologie staat niet stil. Rem werkt aan een naar eigen zeggen ‘disruptieve techniek’ in de nascheiding: een combinatie van dichtheidsscheiding en kleurselectie. Polyethyleen, polypropeen, polystyreen, bioplastics, PET en PVC zijn goed op dichtheid te scheiden. Vervolgens is kleurscheiding mogelijk en zinnig, omdat de kleur en functie van plastic vaak samenhangen: wasmiddelen in wit plastic, schoonmaakmiddel in geel. Volgens Rem is een ‘volledige spectrale analyse van elk snippertje plastic’ mogelijk. Heeft bronscheiding van plastic zijn langste tijd gehad?

Geplaatst in MilieuMagazine, april 2018