Aan ambities over de circulaire economie geen gebrek, maar in de praktijk staan we pas aan het begin. Dat zegt hoogleraar Jan Jonker op grond van recent onderzoek onder Nederlandse bedrijven. ‘Het hele institutionele bouwwerk is nog lineair georganiseerd’.
Het Nederlandse familiebedrijf Pooling Partners levert houten en plastic pallets in heel Europa, waar en wanneer de klant het wil. Daarvoor heeft het bedrijf een uitgebreid netwerk van meer dan tienduizend servicecenters opgezet. ‘Een exponent van de circulaire economie’, noemt Pooling Partners zich: het bedrijf produceert pallets, haalt ze op en repareert ze indien nodig. Zo verlengt het de levensduur tot tien jaar en vermindert het gebruik van grondstoffen als hout en plastic. De pallets blijven eigendom van het bedrijf.
Aanvankelijk was Pooling Partners een ‘lineair’ bedrijf, louter gericht op het zo veel mogelijk produceren en verkopen van pallets. Het organiseren van de kringloop stelt heel andere eisen: data-analyse is tegenwoordig het zwaartepunt van het bedrijf, zodat transportbewegingen optimaal zijn en het verlies van pallets tot een minimum beperkt blijft.
Pooling Partners is volgens Jan Jonker een van de weinige circulaire Nederlandse bedrijven. Jonker is hoogleraar Duurzaam Ondernemen aan de Radboud Universiteit en heeft onderzoek gedaan onder bijna 900 bedrijven. De resultaten van het onderzoek staan beschreven in de recente publicatie Eén zwaluw voorspelt veel goeds. Opmerkelijkste conclusies: de circulaire economie is ‘nog maar nauwelijks uit de startblokken’; het denken over de circulaire economie ‘loopt ver voor’ op de organisatiepraktijk, en er is nog ‘voornamelijk sprake van circulaire economie op de eerste paar sporten van de kringlopenladder.’ ‘Het aandeel circulaire economie in de huidige lineaire economie is (…) nog bijzonder laag.’
Stip op de horizon
De Rijksoverheid heeft grote ambities op het terrein van de circulaire economie. De Nederlandse economie moet in 2050 helemaal circulair zijn, staat in het Rijksbreed programma Circulaire Economie. “Prima, die stip op de horizon”, vindt Jonker. “Maar we gaan het niet halen. Met een paar monostromen doen we het prima, zodra het complex wordt staan we nog helemaal aan het begin.” Willen we echt meters maken, dan moet de belasting op arbeid verschuiven naar belasting op grondstoffen, moeten er gedifferentieerde btw-tarieven komen en de miljardensubsidie op fossiele brandstoffen worden afgeschaft. “Besteed dat vrijkomende geld aan de circulaire economie. Leg de bijl aan de wortel van het kwaad, de rest is geneuzel.”
Van het nieuwe kabinet zijn nauwelijks extra impulsen verwachten. Aan de circulaire economie besteedt het regeerakkoord welgeteld vijf regels. De afspraken uit het Grondstoffenakkoord en het Rijksbrede programma zullen worden uitgevoerd. En het kabinet gaat inventariseren welke knelpunten in regelgeving, toezicht en handhaving duurzame innovaties in de weg staan en mogelijk opgelost kunnen worden. Het woord grondstoffen valt welgeteld een keer in het akkoord. Met een beetje goede wil is de aangekondigde verhoging van de belasting op het verbranden en storten van afval te interpreteren als stimulans voor de circulaire economie.
Grondstoffen en materialen uitwisselen
De uitdagingen waar bedrijven die circulair willen draaien voor staan, zijn gigantisch. Om de waarde van producten, halffabricaten en grondstoffen te behouden, moeten ze in kringlopen worden georganiseerd. Daarvoor is schaal nodig, om volume te creëren. Dat kan alleen door samenwerking, want geen enkel bedrijf is in staat zelfstandig een kringloop te sluiten. Het afval van het ene bedrijf is de grondstof voor een ander. Omdat een markt met maar een paar spelers uiterst kwetsbaar is, is het zaak dat het aantal marktspelers snel uitbreidt. Zo kunnen consortia van spelers ontstaan, die onderling grondstoffen en materialen uitwisselen. Dat betekent dat business- en verdienmodellen veranderen. Er is niet langer sprake van een eenmalige transactie (verkoop van pallets), maar van series transacties met dezelfde grondstoffen. Die blijven langer vastzitten in de producten, zodat de vraag is wie de eigenaar is, en wat hun waarde van de grondstoffen is ze weer vrijkomen.
Dat economie-breed opbouwen van kringlopen moet volgens Jonker nog beginnen. Dat het moeilijk van de grond komt, kent volgens hem drie oorzaken: de fiscaliteit, de wetgeving en de accountancy zijn lineair georganiseerd. Zij bepalen de orde, niet de bereidheid onder veel bedrijven om circulair te ondernemen.
Bedrijven willen best
Bedrijven begrijpen volgens Jonker dat voor circulair ondernemen een businessmodel noodzakelijk is waarbij bedrijven samenwerken. “Bedrijven willen best, maar ze moeten een ronde schroef in een vierkant gat draaien.”
- Accountants denken vanuit één organisatie, de fiscus wil ook met één organisatie afrekenen en banken hebben geen circulaire rekenmodellen.
- De Belastingdienst heeft zich volgens Jonker nog nooit heeft afgevraagd hoe je belasting int bij een consortium van bedrijven dat omzet maakt met een gezamenlijk circulair bedrijfsmodel.
- Leidende banken schrijven dikke rapporten over het belang van de circulaire economie, maar ‘de echte boodschap’ daarin is toch dat ze op bedrijfsniveau willen financieren. Jonker: “Ze moeten van een klassiek afschrijvingsmodel naar een circulair waardebehoudmodel.” De waarde zit niet langer opgesloten in producten, maar in grondstoffen en materialen.
- De milieuwetgeving stamt uit de jaren zeventig, tachtig en negentig van de vorige eeuw. Ze is er voornamelijk op gericht emissies van schadelijke stoffen in het milieu te voorkomen, of ze eruit te halen als ze erin zitten.
Regelluwe zones
Voorlopig is het enige wettelijke antwoord op de wens van bedrijven om circulaire te ondernemen, het regionaal instellen van regelluwe zones om experimenten mogelijk te maken. “Positief”, zegt Jonker, “maar ook wel erg armoedig: het betekent dat de bestaande wetgeving een beetje on hold gezet wordt om een nieuwe ontwikkeling te verkennen.”